Zondag 24 maart 2024

Marcus 11, 1-10

Wij mensen leven in gemeenschap. In gemeenschap leven houdt in dat we iets voor elkaar willen betekenen. In gemeenschap leven houdt in dat we elkaar beïnvloeden, dat we elkaar helpen, dat we leiding geven aan elkaar. Door voor elkaar iets te betekenen kunnen we elkaar helpen vrije mensen te worden: mensen zoals God ons bedoeld heeft.

Toch is het feit dat we iets willen betekenen voor elkaar niet zonder risico. Er is een tweevoudige verleiding aan de invloed die we op elkaar uitoefenen. De ene verleiding is die van de idoolvorming. Wanneer we ooit ervaren hebben dat iemand bevrijdend werkt op sommige terreinen, gaan we zo iemand gemakkelijk tot een idool maken. Onze verwachtingen van zo iemand raken overspannen. We kennen een gezag toe aan zo iemand dat hij nauwelijks waar kan maken. We nemen te gemakkelijk aan dat hij op alle terreinen deskundig is en in alles het laatste woord moet hebben. We maken iemand die ook maar een gewoon mens is, tot de afgod van onze eigen angsten en onzekerheden. We plaatsen iemand in een onaantastbare positie. Zo wentelen we onze eigen verantwoordelijkheden  af op iemand van wie we alles verwachten. Soms neemt dat zelfs de proporties van afgodendienst aan, met alle gevaarlijke uitwassen die daarbij horen.

De andere verleiding is die van de machtswellust. De onaantastbaarheid waarmee een leider soms zijn gang kan gaan verleidt hem tot willekeur. Zijn oorspronkelijk bevrijdend handelen wordt tot onderdrukking en geweld. De evangelies kennen de verleidingen van de invloed we op elkaar uitoefenen. “Jullie weten dat de leiders van de volken heerschappij voeren over hen, en dat hun grote mannen hun gezag over hen laten gelden. Maar zo is het onder jullie zeker niet. Wie groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn; wie onder jullie eerste wil zijn, moet slaaf zijn van allen. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen,” zegt Jezus in het Marcusevangelie.

Zo juist heeft u het verhaal gehoord van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Jezus wordt ingehaald als een koning in zijn hoofdstad. De manier waarop Jezus zijn koningschap heeft beleefd. Laat zien hoe we aan de tweevoudige verleiding kunnen ontsnappen.

In de traditie van het Joodse volk is er een nauwe verbondenheid tussen God en de waarachtige koning. De koning is geen koning namens zichzelf, maar namens God. Namens God oefent hij zijn functie uit. “Ik zelf heb mijn koning aangesteld op de Sion, op mijn heilige berg,” zegt God in Psalm 2. Het is de taak van de koning om ieder in het volk het leven mogelijk te maken. De koning redt de misdeelde die om hulp roept. Hij bevrijdt de verdrukte die door niemand geholpen wordt. Hij is barmhartig voor ieder die wordt achtergesteld. Hij redt het leven van de armen. De slaven koopt hij vrij. De koning maakt zichtbaar wie God is voor zijn volk. Daarom wordt de koning ook “zoon van God” genoemd. “Jij bent mijn zoon, ik heb je heden verwekt,” zegt God in dezelfde psalm 2 tot de gezalfde koning.

Dat Jezus een dergelijke zoon van God is, is een van de grote thema’s van het evangelie Volgens Marcus. Het staat al in de eerste regel van dit evangelie: “Begin van de goede boodschap van Jezus, Gezalfde, zoon van God.” Het werkelijk grote geheim van het Marcusevangelie is dat Zoon van God niet alleen gaat over de gezalfde koning die bevrijding brengt voor ieder in het volk. “Zoon van God” verwijst ook naar de lijdende dienaar. In het tweede deel van het boek Jesaja zijn een viertal liederen opgenomen over de lijdende dienaar van God. Een ervan hoorde u in de eerste lezing van deze viering. “Zoon van God” is ook de aanduiding van deze lijdende dienstknecht van God. Zijn lijden is ten bate van heel het volk. In het vierde lied over deze dienaar staat geschreven: “Hij heeft onze ziekten op zich genomen, en onze smarten heeft hij gedragen. Wij echter beschouwden hem als een geslagene, door God gekastijd en vernederd. Hij werd doorstoken vanwege onze opstandigheid. Vanwege onze zonden werd hij gebroken. Hij werd gestraft. Ons bracht het vrede. Dankzij zijn striemen is er vrede voor ons.” Het geheim van wie Jezus is, ligt in de paradoxale verbinding van de beelden van de bevrijdende koning en de lijdende dienaar. Deze verbinding kan alleen maar verstaan worden vanuit de onbaatzuchtige liefde, waarin Jezus zichzelf heeft weggeschonken.

De verbinding van bevrijdend leiderschap en de lijdende dienaar in een houding van onbaatzuchtige liefde is ook een model voor ons christelijk leven. Wanneer wij een christelijke gemeenschap willen zijn en iets voor elkaar willen betekenen, wanneer we aan elkaar bevrijding willen bewerken, zoals Jezus dat bedoeld heeft, gebeurt dat met een houding van onbaatzuchtige liefde. Onbaatzuchtige liefde is weerstaan aan de verleiding om de ander tot het idool en de afgod te maken die ons onze verantwoordelijkheid afneemt. Onbaatzuchtige liefde is ook weerstaan aan de verleiding van de willekeur van de macht. Onbaatzuchtige liefde is enkel: ons schenken aan elkaar als gewone mensen van God.

 

Huub Welzen