Zondag 26 maart 2023
Overweging naar Johannes 11, 1-45
Er zit zoveel in het verhaal van het evangelie vandaag, dat ik in verwarring raak. Daarom sta ik hier en daar stil. Bijvoorbeeld bij dat uitstel van Jezus om naar de zieke Lazarus te komen.
Stel je bent dokter. Je wordt opgeroepen, maar je komt niet. De patiënt sterft. Stel dat die patiënt je vriend is. Hoe zullen mensen je aankijken en wat zal er in jezelf gebeuren?
Jezus kan zieken genezen. Hij is uitgeweken naar het Overjordaanse, omdat Hij moest vluchten wegens doodsbedreiging. Dan bereikt Hem het bericht: ‘Heer, hij die Gij liefhebt, is ziek.’ De zusters van zijn vriend Lazarus vragen Jezus’ bekommernis en zorg. In hun vraag zit een lieve strik waarmee ze Hem trekken en binden: ‘die Gij liefhebt’.
Maar Jezus lijkt onbekommerd. Hoewel Hij de ernst van de situatie aanvoelt, Hij komt niet. Hij weet dat Lazarus dood gaat, maar zegt dat deze ziekte niet voert tot de dood, maar tot Gods glorie. En als Lazarus gestorven is, zegt Hij dat Lazarus slaapt. Later geeft Hij toe dat Lazarus gestorven is.
Hoe zal Jezus de beide zussen onder ogen komen? Jezus houdt veel van Marta, haar zus Maria en broer Lazarus. Pas als het te laat is komt Hij. Moeilijk te begrijpen.
We volgen dan de weg van Jezus terug naar het land van doodsgevaar voor Hem. Twee dagen onderweg. Jezus waagt zijn leven. Maar waarom dan te laat? Bij aankomst ligt Lazarus al vier dagen in het graf. Als eerste ontmoet Hij Marta.
Waar kan Marta nog troost vinden, wat heeft ze nog aan zijn vriendschap? Toen ze Hem nodig had, was Hij er niet. Wat heeft Marta nu nog aan zijn te late komst waarbij Hij zelf nog in levensgevaar is ook? Tot haar verrassing zegt Jezus dat juist nu het beslissende voor haar staat: opstanding. Hij zegt dat Hij de opstanding is en brengt Marta door zijn aanwezigheid in nieuwe geloofshouding: geen uitstel van de opstanding tot aan de jongste dag, maar de opstanding is hier en nu en staat nu voor haar. Marta zegt daar ja op!
Dan komt Maria, die we kennen van de balseming en van de tranen en de voeten van Jezus die ze afdroogde. Ze zegt hetzelfde. Toen ze Hem nodig hadden was Hij er niet.
Nu gaat Jezus mee naar het graf. Bij het graf aangekomen doorliep Hem een huivering en werd Hij diep ontroerd.
Ik keek opnieuw naar de oorspronkelijke Griekse tekst als een scholier die het woordenboek openmaakt om te vertalen en toen zag ik dat die huivering nog een sterkere uiting was: Hij brieste, zoals mensen en dieren dat kunnen; en de diepe ontroering was door elkaar geschud worden psychisch als door een aardbeving. Even later huilt Hij. Opstand tegen de dood.
Waar is nu Gods glorie waar Hij eerst over sprak en waar is de opstanding? Huilt Hij omdat hier Gods glorie en liefde voor het menselijk leven totaal weg is, bevroren achter een stenige rots? Weg het leven van zijn lieve vriend. Weg de goede verstandhouding van een vriend. Heeft Jezus hier de verstening van het leven gevoeld? Het harde feit dat mensen nog meer in de diepte van levensverlies vasthoudt.
Jezus roept: Lazarus kom naar buiten! Wat is dat voor een roep en een stem? Het is niet Jezus, het is de stem van zijn Vader. Jezus noemt zich de vertegenwoordiger van zijn Vader. Niet Hij werkt, maar de Vader werkt in Hem. Niet Hij spreekt, maar Hij spreekt wat de Vader spreekt. Zo is Hij het leven en de opstanding hier en nu.
Die stem moet elke mens als een vriend van God uit het graf roepen. Zoals in het Hooglied de bruidegom zijn geliefde naar buiten roept: kom uit de rotsspelonk, alles staat in bloei , het is lente.
En nu ik. Die steen die voor het graf lag, ligt voor mijn eigen oog en hart. Kan ik in Jezus geloven als de opstanding hier en nu. Ben ik een slaaf van de dood en doodse zekerheden of ben ik een geliefde van God die hier en nu al tot opstanding en leven geroepen is, ook al zal ik lichamelijk sterven?
Paul Reehuis O.Carm.
