Lucas 3, 1-6

In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, Herodes viervorst van Galilea, diens broeder Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitis, en Lysánias viervorst van Abilene,  onder het hogepriesterschap van Annas en Kájafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.  Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden,  zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht.  Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden.  En heel de mensheid zal Gods redding zien.