Zondag 9 november 2025
Begin november stond in het teken van het gedenken. Eén november herdachten we alle heiligen, die ons zijn voorgegaan naar onze God, die een God van levenden is, zoals we Jezus zojuist hoorden zeggen.
Een van hen is Titus Brandsma, wiens zaligverklaring we jarenlang op 3 november herdacht hebben, maar vanaf mei 2022 is hij een van de vele heiligen, die we met Allerheiligen gedenken. Een andere heilige die we deze dagen met name gedenken is de heilige Willibrordus, de apostel van de lage landen, wiens gedenkdag op 7 november valt. Willibrord wordt doorgaans zittend op een paard afgebeeld met een kerk in zijn handen, omdat hij met zijn gezellen het geloof in Jezus Christus in onze contreien heeft verkondigd. Mede door het vuur van zijn verkondiging heeft het paasgeloof, het geloof in de verrezen Heer, zich vanaf de 8ste eeuw als een lopend vuurtje verspreid in de lage landen.
In de voetsporen van hen die ons in geloof zijn voorgegaan proberen ook wij op onze eigen wijze het vuur van de liefde, die God is, brandend te houden in ons eigen hart en in onze omgang met elkaar. En een van de grootste, zo niet hét grootste geloofsgeheim dat ons is doorgegeven is het geloof in de opstanding, het geloof in de verrijzenis.
Precies daarover hoorden we een leergesprek in de lezing uit het evangelie volgens Lucas.
Het zijn niet de minsten die hierover met Jezus in gesprek gaan. Het zijn de sadduceeën, de hogepriesters, die Jezus bevragen over de verrijzenis, de opstanding, het leven na dit leven. En ze doen dat door hem een nogal vreemde casus voor te leggen. De sadduceeën zouden we kunnen vergelijken met de theologisch geschoolde bisschoppen van onze tijd. Juist zij geloofden niet in de verrijzenis. En daarbij moeten we bedenken dat het geen geloofsafvalligen waren, maar beroepsgelovigen, die zich voorbeeldig hielden aan de wet van Mozes en daar ook onderricht in gaven op het tempelplein in Jeruzalem. Nadat zij met eigen ogen hadden gezien of in ieder geval met hun eigen oren hadden gehoord, hoe Jezus door een grote menigte werd toegejuicht bij zijn intocht in Jeruzalem, gaan ze met hem in gesprek op het tempelplein. En wel over het geloof in de verrijzenis.
In het gesprek dat volgt getuigt Jezus van zijn scherpe geest, van zijn wetsgetrouwheid en van zijn grote godsvertrouwen. Door zijn antwoord verkondigt hij geen nieuwe leer, maar hij laat een nieuw licht schijnen op de oude bestaande leer.
De sadduceeën beroepen zich op een bepaling uit de Wet van Mozes over het zogeheten zwagerhuwelijk. Dit is ingesteld opdat de naam van een overledene niet uit Israël verdwijnt. De sadduceeën gaan er dus van uit dat mensen na hun dood voortleven in hun kinderen.
Ook Jezus beroept zich op de Wet van Mozes door te herinneren aan de godsopenbaring bij het brandende braambos. Daar heeft de Eeuwige zijn naam geopenbaard als: ‘Ik wees, Ik wees er’. ‘Dit is mijn naam voor eeuwig, dit mijn gedachtenis van geslacht op geslacht. Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’
Door naar deze bronervaring van Mozes te verwijzen, zegt Jezus volgens mij, dat leven vanuit de godsnaam, leven vanuit de Naam ‘Wezer’, biddend leven, nieuw licht werpt op onze onderlinge verhoudingen tijdens en na ons leven hier op aarde.
Jezus leefde als mensenzoon vanuit het besef dat hij een geliefde zoon van God was. En hij bleef ook in zijn lijden en dood leven in en vanuit de godsrelatie. Dit besef van Gods aan- en afwezigheid wilde hij doorgeven aan zijn leerlingen, aan zijn tijdgenoten en aan ons.
Dit godsbesef, dit geloof hebben onze ouders en onze voorgangers ons mee willen geven bij onze doop. Als mensenkinderen dragen wij niet alleen de naam, die wij van huis uit hebben meegekregen. Door ons doopsel dragen wij ook de naam van Jezus Christus in ons om. Als christenen zijn wij net als Jezus geliefde kinderen van Onze Vader die in de hemel is en voor wie allen levend zijn. Niemand heeft ooit God gezien, ook Mozes niet, maar hij heeft God wel ervaren bij een brandend braambos.
Ook wij dragen onze eigen godservaring in ons om. Ook wij leven vanuit het vuur van de liefde, die God is. In Hem immers leven wij, bewegen wij en zijn wij, God zo nabij en ver, God is er altijd.
Moge ons geloof ons in deze moeilijke tijden de kracht geven om te blijven geloven dat het goede het zal winnen van het kwade en dat onze God ook ons zal redden uit de dood.
Sanny Bruijns

