Zondag 14 september 2025

Lucas 15, -1-10

Jezus is in gesprek met farizeeën en schriftgeleerden. Zij spreken hem aan op het feit dat hij tollenaars en zondaars ontvangt en met hen eet. Zij vinden dat schandelijk. Dat doe je niet. Omgaan met mensen waarvan je weet dat ze heulen met de bezetter en Gods wet overtreden, dat hoort niet, daar moet je verre van blijven.

Jezus gaat niet in discussie. Hij antwoordt met enkele gelijkenissen. Hij spreekt over een verloren schaap, een verloren drachme, en in het evangelie volgt ook nog de gelijkenis van de verloren zoon.

Een prachtig leermiddel, zo’n gelijkenis. Hij daagt de farizeeën en schriftgeleerden uit, zich in te leven in een aantal situaties. Hij laat zich niet verleiden tot een ‘welles – nietes’ patstelling, waarbij standpunten alleen maar verharden. De inzet van een gelijkenis maakt het mogelijk op speelse wijze als vanzelf een ander standpunt te overwegen.

Zo zegt Jezus tegen de farizeeën en schriftgeleerden: “Als een van u honderd schapen heeft”… Stel je dus eens voor, dat je herder bent. Hoe zou dat zijn? Stel je hebt een groep van 100 schapen, dat is een flinke kudde. Daar heb je de zorg voor. “En als je er één zou verliezen…”. Dat gaat je als herder natuurlijk aan het hart. In tegenstelling tot een huurling immers, ként de goede herder zijn schapen, en wil hij er geen missen. Jezus zegt dan ook: dan laat je toch de 99 schapen achter om dat ene verloren schaap te zoeken? Hoewel we geen reactie horen van zijn luisteraars, vermoed ik dat ze dit wel mee kunnen voelen.
Net als de vergelijking van de vrouw die één van haar tien drachmen kwijt is. Heel begrijpelijk dat ze op zoek gaat.
De clou van de vergelijkingen zit voor mij in de vreugde die ervaren wordt, als het schaap en de drachme terug gevonden worden. Wat een contrast met het gemopper en geoordeel van die farizeeën en schriftgeleerden! “Kom, deel in mijn blijdschap”, horen we zowel de herder als de vrouw zeggen tegen hun vrienden, vriendinnen en buren. Een blijdschap zo groot, dat je die niet voor jezelf kunt houden.

Zullen ze die blijdschap mee hebben kunnen voelen? Voelen ze het contrast met hun eigen gemopper en geoordeel? Ik vermoed dat ze daar niet omheen hebben gekund. De gelijkenis is een ware spiegel geworden.

Zal het hun hebben aangezet tot verandering? Zullen zij zich hebben bekeerd?
Zijn wij daartoe in staat? Om ons gemopper los te laten, ons oordelen over anderen, onze neiging om scheiding tussen mensen aan te brengen? De goeden en de slechten?

Jezus daagt ook ons daar met zijn gelijkenissen toe uit. Waar in mijn leven ben ik aan het mopperen? Hoe vaak vind ik niet dat anderen verkeerd bezig zijn, en toch echt zouden moeten veranderen, waarbij ik mijzelf maar even gemakshalve buiten schot laat? Hoe vaak staan we niet als de beste stuurlui aan wal om anderen allerlei adviezen te geven over wat zij anders zouden moeten doen? Of erger nog veroordelen we ze tot ‘onverbeterlijk’? Slechte mensen, fout bezig, wordt nooit meer wat.

Waarom gaan we zo weinig op zoek naar mensen die verloren lopen, buiten de boot vallen, eenzaam zijn? Jezus ziet hen als zijn ‘schapen’, als mensen waar hij zorg voor wil dragen. Hij gaat erop uit, want hij mist hen. Heel zijn leven is erop gericht om mensen te zoeken en te vinden, en in de ogen te zien, om ze te laten weten dat ze belangrijk zijn, waardevol (zoveel meer dan één drachme, zelfs) en vooral: geliefd. Ieder mens verdient het om met respect en liefde behandeld te worden, ook als ze verkeerde keuzes gemaakt hebben, of in omstandigheden zijn terecht gekomen, waardoor ze zijn verdwaald, hun weg zijn kwijt geraakt, niet meer weten welke kant ze op moeten.

Door zijn gelijkenissen wekt Jezus ook in ons de mogelijkheid op om vreugde te beleven aan het terugvinden van mensen. Als je als mens al blij bent om je schaap of je geldstuk terug te vinden, hoeveel te meer dan je medemens, je broer of zus. In de hemel zal blijdschap zijn, als één zondaar zich bekeert.

Prachtig hoe blijkbaar het gezocht worden en gevonden worden een bekering betekent. Een verandering van leven, doordat een mens jou waardevol vindt en je zonder oordeel aanziet en de mogelijkheid in jou herkent van waarlijk mens en medemens te zijn.

Die farizeeër en schriftgeleerde, die we allemaal in ons hebben, en die de wereld zo makkelijk verdeelt in wat goed en fout is, en wie er goed of fout is, die heeft misschien nog wel de meeste bekering nodig. Om zich weer te kunnen openen en de ander met een open blik aan te zien en te ontdekken als medemens, van wie je nog zoveel te leren hebt over wat werkelijk van waarde is, en hoe God naar ieder van ons op zoek is.

Bidden we, dat we de weg van bekering gaan, steeds opnieuw, en de vreugde zullen smaken van het zoeken en vinden van medemensen, en van het gezocht en gevonden worden, door een medemens en door de goddelijke Herder zelf.
Dat we kunnen delen in de vreugde van God en zijn engelen over iedere stap die vrede en gerechtigheid, die liefde voor de medemens en heel de schepping, dichterbij brengt.

 

Marieke Rijpkema