Naar overweging

Jesaja 2, 1-5

Dit zijn de woorden van Jesaja, de zoon van Amos; het visioen dat hij zag over Juda en Jeruzalem.

Eens zal de dag komen dat de berg
met de tempel van de HEER rotsvast zal staan,
verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen.
Alle volken zullen daar samenstromen,
machtige naties zullen zeggen:
‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER,
naar de tempel van Jakobs God.
Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen,
en wij zullen zijn paden bewandelen.’
Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht,
vanuit Jeruzalem spreekt de HEER.
Hij zal rechtspreken tussen de volken,
over machtige naties een oordeel vellen.
Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers
en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk,
geen mens zal meer weten wat oorlog is.
Nakomelingen van Jakob, kom mee,
laten wij leven in het licht van de HEER.

Mt 24, 37-44

Jezus gaf zijn leerlingen ten antwoord:
‘Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Want zoals in de dagen van de zondvloed de mensen aten en dronken, huwden en uithuwelijkten, tot de dag waarop Noach de ark binnenging, en ze van niets wisten totdat de zondvloed kwam en hen allemaal wegrukte, zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op het land zijn: de een wordt meegenomen en de ander wordt achtergelaten. Twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen en de ander wordt achtergelaten. Wees dus waakzaam, want je weet niet op welke dag jullie Heer komt. Want je weet: als de heer des huizes geweten had in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan was hij wakker geweest en had hij het inbreken in zijn huis wel verhinderd. Daarom moeten juist jullie voorbereid zijn, omdat de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht.’