Naar overweging

Jesaja 11,1-10

Een tak ontspruit aan de stronk van Isaï,
een twijg ontbloeit aan zijn wortels.
De geest van de Heer rust op hem,
een geest van wijsheid en inzicht,
een geest van beleid en sterkte,
een geest van kennis en ontzag voor de Heer.
Hij ademt ontzag voor de Heer.
Hij spreekt geen recht naar uiterlijke schijn
en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten;
hij geeft de geringen hun recht
en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis.
Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond
en de slechte mensen doodt hij met de adem van zijn lippen.
Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lendenen,
en trouw als een gordel om zijn heupen.
De wolf en het lam wonen samen,
de panter vlijt zich neer naast het bokje,
het kalf en de leeuw weiden samen:
een kleine jongen kan ze hoeden.
De koe en de berin sluiten vriendschap,
hun jongen liggen bijeen.
De leeuw eet stro, net als de os.
De zuigeling speelt bij het hol van de adder,
het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg,
want de kennis van de Heer vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.
Op die dag staat de wortel van Isaï
als een vaandel voor de volken opgericht:
de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal prachtig zijn.

Matteüs 3, 1-12

In die dagen kwam Johannes de Doper in de woestijn van Judea verkondigen: ‘Bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is ophanden.’ Want hij is het over wie door de profeet Jesaja is gesproken:
Een stem roept in de woestijn:
Bereid de weg van de Heer,
maak zijn paden recht.
Deze Johannes had een kleed aan van kameelhaar en droeg een leren gordel om zijn middel. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Toen liep Jeruzalem en heel Judea en heel de streek rond de Jordaan naar hem uit. Ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, en beleden hun zonden. Toen hij zag dat velen uit de kringen van farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat u de komende toorn kunt ontlopen? Breng liever vrucht voort waaruit bekering blijkt. En denk maar niet dat u van uzelf kunt zeggen: “Wij hebben Abraham als vader.” Want ik zeg u dat God van deze stenen kinderen kan maken voor Abraham. De bijl ligt al aan de wortel van de bomen. Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Ik doop u in water met het oog op bekering. Maar Hij die na mij komt, is krachtiger dan ik. Ik ben te min om Hem zijn sandalen te brengen. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij al in zijn hand, en Hij zal zijn dorsvloer opruimen; zijn graan zal Hij verzamelen in zijn schuur, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.