Tweede Kerstdag, vrijdag 26 december 2025
Matteüs 10, 17-22
Jezus zond de twaalf uit en sprak:
‘Pas op voor de mensen, want ze zullen je uitleveren aan rechtbanken, en in hun synagogen zullen ze je geselen. Men zal jullie voor landvoogden en koningen brengen omwille van Mij, als een getuigenis voor hen en de heidenen. Wanneer ze jullie uitleveren, maak je dan geen zorgen over hoe je zult spreken en wat je zult zeggen. Want op dat uur zal jullie ingegeven worden wat je moet zeggen. Want jullie zijn het niet die spreken, maar het is de Geest van je Vader die in jullie spreekt. De ene broer zal de andere aan de dood uitleveren, en een vader zijn kind, en kinderen zullen tegen hun ouders in verzet komen en hen ter dood brengen. Jullie zullen door iedereen gehaat worden vanwege mijn naam. Wie volhardt tot het einde, die zal gered worden.’
Overweging
De gedachtenisviering van Stefanus op tweede kerstdag lijkt haaks te staan op de plechtige viering van Christus’ geboorte een dag eerder. Waarom blijven wij niet in de knusse sfeer van Kerstmis? Waarom verplaatst de liturgie ons naar de gruwelijke sfeer van de eerste christenvervolging?
De werkelijkheid van het sterven van de christen staat niet haaks op de werkelijkheid van Christus’ geboorte. Beide vormen juist een spanningsboog van wezenlijke betrokkenheid op elkaar. Niet om het aandoenlijke Jezuskind in de kille stal van Betlehem gaat het, zelfs niet in de kersttijd, maar om de voltooide Christus, die in zijn dood alle sterven heeft afgebroken en al wat leeft uitzicht op het Leven heeft gegeven. Stefanus was de oudste diaken van de jonge Kerk; hij zou ook haar eerste martelaar worden. De geboorte van Christus vond plaats met het oog op zijn lijden en sterven. Het sterven van Stefanus gebeurde met het oog op zijn getuigenis voor de Mensenzoon in diens volheid.
Zo staarde Stefanus in het uur van zijn dood naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand, en hij riep uit: ‘Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand’ (Hnd 7, 55-56). Had Jezus het zijn leerlingen niet voorspeld: ‘Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam’ (Mt 10, 22a)? Het is in zijn Naam dat Stefanus woorden spreekt die wij ook uit het lijden en sterven van Christus kennen. Woorden als beden van overgave: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest’ (Hnd 7, 59) en om vergeving voor zijn beulen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan’ (Hnd 7, 60).
Met de gedachtenis van Christus’ geboorte heiligt de Kerk onze menswording in Christus: met de gedachtenis van de eerste getuige Stefanus viert zij onze voltooiing in Christus. In die spanningsvolle werkelijkheid staan wij allen. ‘Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden’ (Mt 10, 22b).
Rudolf van Dijk z.g.
