Kerstmis, donderdag 25 december 2025
Johannes 1, 1-18
In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was, had leven in Hem, en het leven was het licht van de mensen. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan. Er is een mens geweest, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Hij kwam als getuige: hij moest getuigen van het licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Hij was niet het licht, hij moest getuigen van het licht. Het ware licht was er, dat elke mens verlicht en dat in de wereld moest komen. Het was in de wereld, een wereld die door Hem was ontstaan, en die wereld heeft Hem niet erkend. In zijn eigen huis is Hij gekomen, en zijn eigen mensen hebben Hem niet opgenomen. Aan diegenen die Hem toch opnamen, heeft Hij het vermogen gegeven om kinderen te worden van God: aan hen die geloven in zijn naam. Niet langs de weg van het bloed, niet door de begeerte van het vlees of door mannelijk streven, maar uit God zijn ze geboren. Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid. Van Hem legt Johannes getuigenis af en zijn verklaring luidt: ‘Hem bedoelde ik toen ik zei: “Hij die na mij komt, is mijn meerdere, want vóór mij was Hij er al.”’ Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen, genade op genade. Want is de wet gegeven door Mozes, de genade en de waarheid zijn gebracht door Jezus Christus. Niemand heeft God ooit gezien, maar de eniggeboren God, die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft Hem doen kennen.
Eerste lezing Jesaja 52, 7-10
Overweging
Een aantal jaren geleden mocht ik het eerste exemplaar van een prachtig nieuw boek in ontvangst nemen. De titel van dat boek is Mystiek. Hoe God in mensen werkt. Het een vertaling van een klassiek werk dat in 1911 werd uitgegeven. In dat jaar publiceerde Evelyn Underhill een boek met de titel Mysticism. A Study in the Nature and Development of Man’s Spiritual Consciousness. Haar boek heeft een omwenteling betekend in de geschiedenis en de studie van spiritualiteit en mystiek. Jean-Jacques Suurmond heeft veel meer gedaan dan het boek vertaald. Hij heeft het bewerkt en bij de tijd gebracht. We treffen ook de namen van moderne mystici aan zoals Etty Hillesum, Titus Brandsma, Dag Hammarskjöld en vele anderen.
Het boek begint met onze menselijke neiging om alleen dat voor waar en werkelijk te houden wat we met onze zintuigen kunnen waarnemen. Wat we kunnen zien, horen, betasten, ruiken en proeven is echt. Maar er zijn ook ervaringen die wijzen op een andere werkelijkheid dan wat zintuiglijk ervaarbaar is. In alle religies proberen mensen contact te maken met een hogere transcendente wereld. Sommige mensen kiezen ervoor het lijden te dragen vanuit het besef dat we ons niet moeten laten bedriegen door de kortstondige pleziertjes van het zintuiglijk bestaan. De ervaring van het ware, het goede en het schone brengt ons soms tot een vervoering die niet alleen verklaarbaar is vanuit wat we zintuiglijk ervaren.
In veel mensen leeft het verlangen naar het contact met een wereld die ons overstijgt en die groter is dan wat we zintuiglijk waarnemen. We noemen het God of het koninkrijk van God. Er zijn nog veel andere namen. Soms willen mensen er geen naam aan geven, omdat een naam de wereld die ons ontglipt, kan vastleggen in onze categorieën. Voor veel mensen is het moeilijk om consequent te leven vanuit ons verlangen naar die alles overstijgende werkelijkheid. Onze rationaliteit en onze zintuiglijkheid belemmeren ons voortdurend en trekken ons steeds terug in onze zelfzucht.
Het evangelie volgens Johannes wil een gids zijn voor zijn lezers in de opgang naar de wereld van de liefde van God. De tekenen van Jezus zijn opgeschreven opdat de lezers geloven dat Jezus de Messias is, de zoon van God, en opdat zij door te geloven leven zullen bezitten in zijn naam. Steeds weer laat Johannes zien dat de zintuigelijke werkelijkheid een symbool is van de werkelijkheid van God. Het is alsof er in onze dagelijkse werkelijkheid kieren en scheuren zijn waardoor de wereld van God zichtbaar wordt. Zo spreekt Jezus in het nachtelijke gesprek met Nicodemus over opnieuw geboren worden. Dat is geen terugkeer in de moederschoot, maar uit God geboren worden. Het water uit de bron bij Sichar wordt levend water dat steeds weer opborrelt en ons eeuwig leven schenkt. Het brood waarmee een grote massa mensen wordt gevoed, wordt het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het licht dat gekomen is in de ogen van de blindgeboren man, geeft zicht op de Mensenzoon die door God gezonden is en die ons terug voert naar onze goddelijke oorsprong. Steeds weer vertoont onze aardse werkelijkheid openingen die ons brengen bij de wereld die onze zintuiglijkheid overstijgt. Steeds weer voeren de tekenen in het evangelie van Johannes ons naar de oorsprong en het doel van ons bestaan.
In deze viering hebben we magnifieke tekst gelezen waarmee het evangelie van Johannes begint. Dat begin is niet gelegen in wat we waarnemen met onze zintuigen. Het begin is gelegen in God. In het begin was het woord, dat bij God is en zelf God is. Het start niet bij onze pogingen om God te bereiken. De moeizaamheid van onze eigen pogen en ons eigen verlangen wordt verwoord. ‘Niemand heeft ooit God gezien.’ Johannes spreekt over de beweging die start van God uit. ‘Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.’ Niet wij maken de beweging naar God toe. Hij heeft een beweging gemaakt naar ons toe. Hij heeft onze wereld met ons gedeeld en in alles is Hij mens geworden. Hij heeft als het ware onze wereld willen heiligen en tot de zijne willen maken.
Het initiatief van God naar ons toe betekent niet dat we de heiliging van onze wereld aan Hem kunnen over laten. Hij vraagt van ons dat we zijn initiatief aanvaarden. De proloog spreekt erover dat er bij ons weerstand is. ‘Hij kwam in de wereld, maar de wereld erkende Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet.’ De zelfzucht zit ons in de weg. Ze verwijdert ons van God en van de naaste. De zelfzucht en de eigenliefde buigen alles wat ons geschonken is naar onszelf toe. Ze maken de liefde tot God, de verantwoordelijkheid voor onze medemens, de eerbied voor de schepping onmogelijk. Maar als we de beweging van God naar ons toe wel aanvaardden, als we willen leven in de liefde die God ons aanbiedt, worden ons verlangen naar God en zijn hartstocht voor ons verenigd. Onze wereld wordt de wereld van God en de wereld van God wordt onze wereld. De proloog zegt het zo: ‘We zullen kinderen van God worden.’
Aan het einde van de proloog wordt heel concreet zichtbaar hoe God naar ons toe is gekomen. Daar wordt een naam genoemd. ‘De genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus … de enig geboren God, die is in de schoot van de Vader, heeft hem doen kennen’. In Jezus is zichtbaar geworden wie God is. Ons contact met Jezus is daarom ons contact met God. Hij is de deur. Door Hem is God tot ons gekomen en door Hem kunnen wij naderen tot God.
Ik wens u allen een zalig Kerstmis. Amen.
Huub Welzen
